glasvlo

De Glasvlo, Hyale nilssoni (Rathke), is een
van de meest gewone vlokrceften (Amphipoda)
van de Nederlandse kust. Het is een
klein, vlug, groen of bruin gekleurd springertje
van het getijdengebied; Glasvlooicn
leven meestal tussen de grote bruinwieren,
maar ik heb ze ook wel gevonden op mosselbanken
met een tamelijk spaarzame wierbegroeiing
en langs dijken waar grote scharen
Gewone alikruiken (Littorina littorea)
de wierbegroeiing kort houden. De kweldervlooien
van het geslacht Orchestia, waar
Hyale op het eerste gezicht mee verward
zou kunnen worden, leven meestal veel hoger
in het getijdengebied dan de Glasvlo en
zijn te vinden onder stenen, planken, graswetenschappelijk
werk op Uslands grondgebied
te verrichten: hierdoor was het immers
mogelijk, de bovenbeschreven waarnemingen
te verrichten, tussen de bedrijven in van waterstudie
en planktonvangst.
zoden e.d. rond de aanspoelingslijn; jonge
Orchestia’s kunnen echter ook in het Glasvlo-biotoop
voorkomen. Men kan de Glasvlo
dan o.a. onderscheiden aan het feit, dat
de eerste antennen ongeveer even lang zijn
als de steel van de tweede antennen (bij
Orchestia veel korter), en aan het diep ingesneden
telson (bij Orchestia alleen ondiep
ingebocht). Goede determinatietabellen voor
Westeuropese strand vlooien geven Reid (6)
en Stock (9).
Bij de voorbereiding van een overzicht over
de Nederlandse amphipodenfauna stuitte ik
op het probleem, dat de verspreiding van
de Glasvlo in het Waddenzee-gebied nog
slechts onvolledig bekend is. Den Hartog (I)
1. Fisher. L, 1967. Thornburn’s Birds, edited with an introductron and new text. Ebury Press, London.

2. Gudmundsson. P., Bird Life in Iceland. Uitgave „Icelandair”, s.d.
3 . Peterson, R. T., G. Mountfort en P. A. D. Hollom, 1969. Vogelgids. Elsevier, Brussel – A’dam.
4. Schenker, H.. 1964. Island, Vogelland. Schwsnd, Schwabisch Hall.
5. Timmerman, G., 1938, 1939. 1949. Die Vogel Islands, I & II. Soc. scient. island, Reykjavik. 1938,
1939, 1949.
6. Vanden Berghen. C. 1969. Aper^u sur la flore et la vegetation de I’lslande. Nat. Beiges 50: 57-
99, 19 figs.
7. Van den Brink, F. H., 1960. Zoogdierengids van Europa. Elsevier. Brussel – Amsterdam.
8. Vaurie, CH„ 1965. The Birds of the Palearctic Fauna. Witherby Ltd, London.
9. Voous, K. H., 1960. Atlas van de Europese Vogels. Elsevier, Brussel – Amsterdam.
10. Westhoff, V., 1969. Connemara. De Levende Natuur 72: 110-116, 2 figs.
11. Yeats, G. K., 1951. The Land of the Loon. Country Life Ltd, London.
De Glasvio, Hyale nilssoni, in de Waddenzee
(Amphipoda Talitndae)
WIM VADER.
142
schreef hierover: „Van de Waddenzee zijn
slechts verspreide vondsten bekend uit het
westelijk gedeelte. Uit de oostelijke Waddenzee
zijn mij nog geen gegevens bekend maar
ze zal er ongetwijfeld voorkomen”. Dit laatste
is inderdaad het geval, maar het aantal
waarnemingen in het oostelijk gebied is inderdaad
erg klein en de meeste zijn al van
de vorige eeuw. De mij bekende waarnemingen,
inclusief die van het Duitse Waddenzeegebied
zijn de volgende:
Den Helder: algemeen, ook aan de Waddenzee-dijk.

Texel: algemeen rond Oudeschild.
Vlieland: (materiaal in Rijksmuseum van
Natuurlijke Historie, Leiden).
Terschelling: haven West-Terschelling (aantekeningen
W. V. 1960, geen materiaal
bewaard).
Schiermonnikoog: (11).
Harlingen: (3).
Nieuwe Bildt: (3).
Rottum: (7, determinatie gecorrigeerd door
Hoek, 3).
Delfzijl: (Rijksmuseum van Natuurlijke Historie,
Leiden, materiaal verzameld door
Oudemans en oorspronkelijk gedetermineerd
als Talitrus saltator). Eén afwijkend
exemplaar ten oosten van Delfzijl
(10).
Borkum: (8).
Wilhelmshaven: Jade-gebied (5).
Grosze Knechtsand: vele exemplaren op dode
Bergeend (4).
In hoeverre dit geringe aantal waarnemingen,
vooral uit de omgeving van de Afsluitdijk
en ten oosten van de lijn TerschellingHarlingen,
vooral te wijten is aan het feit
Summary: The distribution of the amphipod Hyale
densea is reviewed. In the eastern part of this area
of the absence of suitable substrata for extensive ah
dat weinig verzamelaars in dit gebied actief
zijn, of dat de Glasvlo er inderdaad zo
schaars is, is alleen door veldonderzoek uit
te maken. Op Schiermonnikoog is Hyale in
ieder geval tamelijk zeldzaam; ook na lang
zoeken vond ik slechts een paar dieren (11).
Vermoedelijk is de oostelijke Waddenzee
voor Hyale minder geschikt, doordat door
het hoge slibgehalte van het water en het
grotendeels ontbreken van geschikte substraten
slechts op enkele plaatsen de aaneengesloten
vegetaties van grote wieren
voorkomen, die de Glasvlo zowel bescherming
als voedsel bieden. Waar wel geschikt
substraat aanwezig is, bv. bij uitwateringssluizen
langs de Friese en Groningse kust,
is vaak het zoutgehalte periodiek zo laag,
dat de Glasvlo er geen permanente populaties
kan vormen. In de estuariën van het
Deltagebied dringt de Glasvlo door tot een
gemiddeld zoutgehalte van 11-120
/OÜ Cl (2).
In dit artikel heb ik alle Nederlandse Glasvlooien
over één kam geschoren. Het is niet
zeker, dat dit geheel gerechtvaardigd is,
aangezien het Nederlandse materiaal zowel
in oogkleur (behalve de normale zwart-ogige,
zijn ook dieren met rode en witte ogen gevonden)
als in de bestekeling van de poten
nogal variabel is. Dit probleem is besproken
door Den Hartog (1, 2). Om het op te
lossen, is een uitgebreid materiaal nodig. De
Nederlandse musea zullen toezending van
Glasvlooien, gefixeerd bv. in 4% formaline
in zeewater, daarom ongetwijfeld zeer op
prijs stellen. De oogkleur moet daarbij aan
de levende dieren geobserveerd en op het
etiket vermeld worden; gefixeerde Glasvlooien
hebben nl. allemaal zwarte ogen.
nilssoni (Rathke), in the Dutch and German Wadthe
species is apparently scarce, probably because
<al vegetation.
1