Grote oeverloopkever of moerasoeverloopkever (elaphrus cupreus) zijn loopkevers welke achter hun prooi aan rennen. Dat zijn vooral insecten, soms wormen. Het dier kan ook vliegen maar doet dat maar zelden en dan alleeb over korte afstanden. Wanneer het wordt belaagd, bijvoorbeeld door een vogel, houdt het zich in eerste instantie voor dood.
Moerasloopkevers zijn in elk seizoen te vinden met name op de oevers van een beekje, bij voorkeur in kaal terrein.
Loopkevers (Coleoptera)
Loopkevers zijn kevers welke rennend jacht maken op andere insecten. Ze hebben stevige dekschilden vaak met een metallic glans en putjes of groeven. de meeste loopkevers hebben het vliegen opgegeven , diegene die het wel doen , doen dat over korte afstanden.
Loopkevers zijn nachtelijke jagers met grote ogen en sterke kaken. Enkele worden ook overdag gezien. De meeste loopkevers hebben wegens hun effen zwarte, groene, koperroode of bronsbruine kleur een zeer eentonig uiterlijk. Zij mijden het zonlicht en houden zich overdag verborgen onder een steen bijvoorbeeld.
De larven van de loopkevers
De larven lijken sterk op elkaar, met een langgerekt lichaam en met chitine pantser op de rug bedekt. Met de kaken wordt de prooi vastgehouden en met de mond leeggezogen.
Larven
De larven zijn lang, sterk gebouwd en beweeglijk en hebben chitineplaten die hun rug bedekken. Net als de volwassen kevers zijn de larven dankzij hun goed ontwikkelde poten en monddelen goede jagers. Zij maken drie stadia door voor ze volgroeid zijn. Het verpoppen tot kever gebeurd in een holletje in de grond , waar de verpopte kever nog een week blijft totdat hij klaar is om de wereld te betreden.