Argyroneta aquatica
De waterspin (Argyroneta aquatica) is een prachtig dier om te bestuderen. Het leeft het grootste deel van
zijn leven in een grote luchtbel, een decimeter onder water. Hier wacht de spin af tot er een prooi in de buurt is. Een groot deel van de tijd brengt de spin door met het op en neer gaan naar de oppervlakte om de lucht in de bel te
verversen. Maar soms gaat de spin op jacht en kan dan flink snelheid ontwikkelen.
Deze spin heeft een krachtig gif waarmee het ook grotere vissen, watersalamanders en
kikkervisjes aanvalt. En soms ook vingers. Maar meestal zijn de prooien kleinere prooidieren zoals watervlo , zoetwaterkreeftjes en waterkevertjes
verspreiding van de waterspin
De waterspin is de enige soort welke in het water leeft. De soort komt alleen voor in het noordelijk
deel van Europa. En dan alleen in zuurstofrijk, helder water welke arm aan verontreiningen is. De waterspin is
nergens talrijk, en wordt zeldzaam.
de luchtbel of duikersklok
De waterspin maakt met behulp van draden een duikersklok. Als deze gereed is brengt het
voortdurend luchtbelletjes van de oppervlakte in die duikersklok.
De spin kruipt vervolgens in die met lucht gevulde klok en bespringt van daaruit de
langszwemmende prooien. Jonge spinnen jagen op Watervlooien (Daphnia).
S’nachts wil de spin de duikersklok soms ook verlaten, en jaagt dan zwemmend op
larven van waterinsecten, zoals Libellelarve. Als de sloot zuurstofrijk water bevat, dus
schoon water, kan de spin lang in zijn luchtbel blijven. Waterspinnen hebben om deze reden,
en omdat ze met de ogen jagen, zuiver slootwater nodig. Grootste vijand van de Geelgerande Waterkever
De waterspin overwintert vanaf de herfst in zijn klok.
Zuurstof en de waterspin
De luchtbel van de waterspin werkt als een kieuw. Recent onderzoek1 laat zien dat de waterspin niet vaak de lucht moet aanvullen in de luchtbel.
bronnen , referenties:
1 Die Gartenlaube 1856 Der See im Glas 2 Roger Seymour and Stefan Hetz, The diving bell and the spider: the physicall gill of Argyroneta aquatic,
The Journal of Experimental Biology, 9 juni 2011