junikever

De junikever (Amphimallon solstitiale) is een kleine bruine behaarde kever welke zich voedt met bladeren van bomen. Soms is deze kever massaal aanwezig, en komt verspreidt in Vlaanderen en Nederland voor. De junikever verschijnt in juni boven de grond. Nadat het boombladeren heeft gegeten legt het eieren, een voor een, twee decimeter ondergronds, ongeveer 20 stuks. Uit deze eieren ontwikkelen zich de larves, de engerlingen.

Junikever, mannetje. De sterke beharing is opvallend net als de brede uitwaaierende antenne.

engerlingen van de junikever

De larven van de junikever worden engerlingen genoemd, net zoals de larven van de rozenkever, meelbloemkever(Hoplia philanthus) en meikever. Uiterlijk zien alle engerlingen er exact hetzelfde uit. Deze larven leven twee of meer jaar onder de grond en vreten de ondergrondse delen van de grasplant aan: Weides leveren minder gras en hooi, gazons worden lelijk. Ook dieren die op engerlingen jagen , zoals spreeuwen, vernielen gazons.

junikever is eetbaar

Indianen beschouwen geroosterde junikevers als een lekkernij.

Diverse soorten bladsprietkevers 1 De Johanneskever, rozenkever of tuinkever (Phyllopertha horticola) 2 junikever ( Amphimallon solstitialis), 3 Anoxia villosa 1

Melolonthinae of bladsprietkevers

Melolonthinae of bladsprietkevers zijn een grote onderfamilie van sterk op elkaar lijkende bruine of zwarte kevers, welke wereldwijd verspreid is. . De vrouwtjes hebben knotsachtige antennes, de mannetjes brede en wimpervormige antennes. Met deze antennes spoort het mannetje het vrouwtje op, .via de pheromonen welke het vrouwtje verspreid. Elke poot eindigt in een klauw. Deze kevers zijn vaak behaard. Ze leiden een nachtelijk leven waar ze zich voeden met bladeren. Een klein deel van de bladsprietkever voedt zich met nektar en is wel overdag te zien. De larves zijn engerlingen welke hun lichaam c-vormig gekromd hebben en een harde kop hebben. Deze larven leven ondergronds en voeden zich met planten wortels, Ze hebben de neiging om zich op hetzelfde moment te verpoppen en kunnen daardoor in korte tijd massaal aanwezig zijn.

bronnen, referenties

1 Claus Caspari 1956, “Mitteleuropaische Insekten”.: johanneskever junikever, kleverig koraalzwammetje, sponsgaasvlieg, echte zoetwaterspons, elzenvlieg, grote rupsendoder, kleine wespenbok , gewone doodgraver, bastaard satijnvlinder, mitopus morio, wolfsmelkpijl-staartvlinder 2 Met dank voor de mooie en opmerkelijk scherpe foto’s : euroblinkie, nederpix : sponsgaasvlieg, bruine gaasvliegegelkopmotveldhondstong , smeerwortelslakkenaaskever, oorworm, limnophilus rhombicuslimnephilus lunatuswatergentiaangestreepte kniptor , roodaarskniptor akkerdistel , speerdistelrolklaver , vijverloper , Grote groene sabelsprinkaanZuidelijk spitskopje , kleine groene sabelsprinkhaanstruiksprinkhaan , geringde roofwantsgewone oeverloperringslangwolzwever steekmug ,schaarse pantserwants , schuimbeestje zwartbronzen zandbij boerenwormkruidnagelkruidblauwe lisiris witte halvemaanszweefvlieg , witte moerbei , gewone wesp , voederwikke pendelzweefvlieg , kleine kaardebolbosanemoonsterremuureenbeslievevrouwebedstrowitte reusgele plomp borago , smeerwortel , akker vergeet-mij-nietje veldhondstong